Bij het polysomnografisch onderzoek worden de volgende metingen verricht:

Hersenactiviteit

De hersenactiviteit wordt gemeten, omdat we daaraan het verschil tussen waken en slapen kunnen zien. Hiermee kan de slaapkwaliteit worden beoordeeld. Dit gebeurt onder meer door het maken van een electro-encephalogram of EEG. Daarnaast worden de oogbewegingen gemeten voor het vastleggen van de droomslaap. Tijdens de droomslaap worden veel snelle oogbewegingen (REM-slaap) gezien.

Ademhaling

De ademhaling wordt onderzocht met een sensor voor mond en neus waarmee de luchtstroom kan worden gemeten. Ook wordt de luchtdruk in de neus gemeten. Het snurkgeluid wordt vastgelegd met een microfoontje dat op de hals wordt geplakt. De ademhalingsbeweging van borst en de buik wordt gemeten met drukbanden en plakkers op de borst en de buik. De houding wordt met een bewegingssensor vastgelegd.

Beenbewegingen

De bewegingen van kaak en beenspieren worden met opgeplakte elektroden vastgelegd en de hartslag, het hartritme en de zuurstofspanning in het bloed worden gemeten met plakkers op de borst en meetinstrumentjes aan de vingertop.